9 februari 2019

Diederik: 'Ik probeer met iedereen mededogen te hebben'

De participizza-avond, de glansmethode, Winterklaas: als je erop let is het hele leven luizenmoederig, zegt acteur en medebedenker Diederik Ebbinge. ‘Ik probeer met iedereen mededogen te hebben. Tenminste: in wat ik maak.’

Volkskrant Magazine | Antoinette Scheulderman

Begin je anders aan het schrijven van een tweede serie De Luizenmoeder als de eerste zo’n ­megasucces was? 
‘Van druk heb ik niet veel last. Zodra je je gaat afvragen wat de kijkers en recensenten ervan zullen vinden, speel je een verloren wedstrijd. En het is juist een voordeel dat de zoektocht naar toon en vorm al is verricht. Bij het eerste seizoen zaten we nog regelmatig te twijfelen: moest er nou een conciërge bij komen, of toch een gymleraar? En hoe zou hij dan moeten heten? Nu zie je alle scènes meteen voor je.’

Aan het eind van het gesprek, handenwrijvend: ‘Ik ben nogal opgetogen over wat we hebben gemaakt. Ilse Warringa en ik hadden zoveel ideeën dat het hele seizoen binnen drieënhalve maand op papier stond. Het is super geworden, met een meesterlijk slot. Dat wil overigens niet zeggen dat het ook weer zo zal aanslaan, hè.’

Diederik Ebbinge (49) loopt naar de keuken, op grijze pantoffels. Vanuit het raam kijkt hij uit op het schoolplein van zijn twee zoons. Wijst: ‘Mijn oudste is aan het voetballen.’

Kijk je nou met heel andere ogen naar zo’n schoolplein? 
‘Nee. Gek genoeg staan die dingen los van elkaar.’

Als hij weer aan de eettafel gaat zitten, onder een foto van zijn jongste zoon die is omzoomd door gele stroken papier in de vorm van een zon: ‘Hoewel ik dit wel even heb gejat voor het tweede seizoen. De complimentenzon.’

Dat klinkt heel luizenmoederig. Net als de door jouw personage Anton bedachte participizza-avond, Winterklaas en glansmethode. 

‘Als je erop gaat letten, is het hele leven luizenmoederig. Dit ook; elk kind is één dag het middelpunt van de klas en klasgenoten moeten op die gele stralen complimenten schrijven. Het zijn kinderen van 7 jaar, dus die komen niet verder dan: ‘Gilles kan goed voetballen’. Maar ik vond het te mooi om niet te gebruiken.’

Tv-comedy De Luizenmoeder was dé kijkcijferhit van 2018. Bij de vierde aflevering stemmen 3,5 miljoen mensen af op NPO 3 – inclusief uitgesteld kijken komt dat aantal zelfs op 5 miljoen. De serie wint de Zilveren Nipkowschijf, Ilse Warringa (juf Ank) een Zilveren Televizier-Ster en een Gouden Kalf. De Hongaarse en Belgische remake worden al uitgezonden; regisseur Jan Albert de Weerd legt momenteel in Duitsland de laatste hand aan Die Läusemutter.

Het was De Weerd die op het idee kwam voor een satirische serie die zich afspeelt op een doodgewone basisschool, nadat de juf van zijn 8-jarige zoon in het tienminutengesprek had gezegd dat de jongen ‘geen enkele vorm van zelfreflectie’ vertoonde. Pas jaren later, als hij Ilse Warringa ontmoet, wordt het plan concreet. Niet lang daarna gaat ook Diederik Ebbinge (in de serie schooldirecteur Anton) meeschrijven aan het scenario.

Het tweede seizoen, dat vanaf 10 februari wordt uitgezonden, is volledig geschreven door Ebbinge en Warringa. Ebbinge is dit keer bovendien, samen met Jelle de Jonge, ook regisseur van de serie.

Jouw vriend Teun van de Keuken noemde je ‘een geboren regisseur’: het liefst zet je alles volledig naar jouw hand. 
‘Als ik voel dat iets beter kan, doe ik er alles aan om dat voor elkaar te krijgen, ja. Dat maakt mij voor sommige mensen een zeer irritant persoon. Overigens gaat het me er dan niet om dat ik als een soort aap bovenop de rots wil zitten, maar gewoon om wat ik maak zo goed mogelijk te laten zijn.’

‘Moeder aller comedy’s’ kopte de VARAgids in een artikel dat begint met de vraag: ‘Is het succes van De Luizenmoeder het succes van de racistische grap?’ ‘Humor in bange dagen’, noemde Matthijs van Nieuwkerk de serie in DWDD, de Volkskrant vond De Luizenmoeder ‘onverdraaglijk ongemakkelijk’, NRC duidde het als ‘een incorrecte verademing’. AD-recensent Angela de Jong schreef dat het heerlijk was ‘om weer eens onbedaarlijk te schateren om grappen over huidskleur en spleetogen’ en dat ‘dit het soort tv is waar Sylvana Simons rode vlekken van krijgt’. Hugo Borst vroeg zich af waarom de politiek incorrecte grappen van de AVROTROS-serie wél worden geaccepteerd, en die van Johan Derksen en René van der Gijp ‘een beroepsverbod’ verdienden.

André van Duin maakte een carnavalskraker van juf Anks ‘hál-lo al-le-maal’ en een leger commerciële bedrijven sprong op de hype: New York Pizza ging de ‘participizza’ verkopen, Blokker mokken met Luizenmoeder-quotes (‘Dat vinden wij niet raar, dat vinden wij alleen maar heel bijzonder’), Albert Heijn deed hun mokkagebakjes in de aanbieding nadat die met Bonus-sticker in de serie te zien waren geweest.


Intussen twitterde jij lekker cynisch: ‘Nou, na NRC, AD en Trouw vandaag maar eens in de Volkskrant lezen hoe de makers De Luizenmoeder precies bedoeld hebben. Benieuwd!’ 

‘Ik zat al die analyses natuurlijk met een brede glimlach te lezen. De een werd woedend en noemde het racistisch, terwijl de ander het juist weer politiek correct vond. Heerlijk.’

Ilse Warringa ergerde zich er ook aan. ‘Stupide om te zien hoe iedereen de serie in z’n eigen pathetische politieke loopgraafje probeerde te trekken’, zei ze. ‘Dat is ook zo, maar ik maak me er niet zo druk om.’ 

Met een brede grijns: ‘Het tweede seizoen is nog scherper en satirischer dan het eerste, dus ik voel de bui al hangen.’

In 2008 stopten Remko Vrijdag, Rutger de Bekker en jij met jullie cabaretgroep De Vliegende Panters. Op jullie repertoire stond een nummer dat Het blanke ras is superieur heet, en Dikkie Dik gaat over een Surinamer die de radio uit een ‘dikke BMW’ jat, en een agent ‘voor z’n sodemieter’ schiet. Zou dat nu nog kunnen, denk je? 

‘Dat eerste liedje is verder heel onschuldig, maar met zo’n titel krijg je mensen tegenwoordig al snel boos, ja. Het zijn benauwde tijden geworden. Elk flauw grapje dat je maakt, wordt meteen opgewaardeerd tot racistisch of homofoob. Ik ben elke keer weer verbaasd door de agressie waarmee dat gepaard gaat, vooral op Twitter. Het gaat ook voortdurend om gelijk krijgen – en als er nou iets niet interessant is, is dat het wel.’

Even later: Ik vind zo’n Johan Derksen ook verschrikkelijk, maar als mensen roepen dat hun programma van de buis moet worden gehaald, word ik kriegel. Sodemieter op!’

De Luizenmoeder werd genomineerd voor zowel de Televizier-Ring als de Nipkowschijf. Volgens Ilse Warringa zie jij verschrikkelijk tegen dat soort gelegenheden op. 

‘Als ik hoor dat ik een smoking aan moet, heb ik inderdaad al geen zin meer. En ik geloof dat ik het echt wel hartstikke leuk vind om zo’n Nipkowschijf te winnen, maar tegelijkertijd realiseer ik me dan meteen dat het gewoon een paar tv-recensenten zijn die bepalen naar wie die prijs gaat. Vervolgens lukt het me toch niet om daar volledig van uit mijn dak te gaan. Ik zie nog voor me hoe ik helemaal ‘yesssss’ ging doen toen we die prijs kregen, maar intussen belééf ik dat niet. En dat vind ik dan ook weer heel stom van mezelf. Het is veel leuker als je er gewoon lekker in kunt meegaan.’

‘Wij vinden het helemaal geen goed teken dat Angela de Jong wat wij maken goed vindt’, zei Warringa. 

‘Nee, nou ja, ik vind dat je je als maker sowieso niet te veel in het meningencircus moet begeven. Dat is ook waarom ik in het openbaar nooit iets met goede doelen zou doen. Omdat de satire die ik maak dan meteen minder gevaarlijk wordt. Ik vind dat mensen ook moeten kunnen denken dat ik een klootzak ben. Snap je? Anders is het idee: ‘Hij zégt dit nu wel, maar eigenlijk is hij heel erg met de zielige kindertjes uit Afrika in de weer.’’

Terwijl hij opstaat voor een nieuwe ronde koffie: ‘Bij die Nipkow-avond ga ik dan uit ongemak weer veel te snel veel te veel drinken. Dus bij dat soort gelegenheden kan ik eigenlijk beter gewoon wegblijven.’

Bijna alle castleden lieten zich het afgelopen jaar uitgebreid interviewen. De acteurs die vooral veel toneelwerk deden, leken nog weleens geërgerd dat ze al heel lang bezig zijn, maar pas door het succes van De Luizenmoeder bij het grote publiek bekend werden. 

‘Pas als je op tv bent, stel je kennelijk iets voor’, zei een van hen. ‘Ik zou daar lekker opportunistisch mee omgaan. Het is toch alleen maar prettig dat je daardoor nieuwe aanbiedingen krijgt, of je zalen ineens vol zitten?’

Jij was een van de bekendste namen uit de cast, maar het lukte jou eerder ook niet de satirische show te verkopen waarmee je al jaren rondloopt. 

‘Nee, en nu wordt die in het najaar door NPO 3 uitgezonden, op het timeslot van Zondag met Lubach. Zo werkt het dus.’

Promenade gaat het heten, vertelde Ilse. 

‘We hebben het verkocht als Het Nieuws, dus dat is nog niet helemaal zeker. In elk geval wordt het een soort persiflage op al het oeverloze geouwehoer in talkshows, en al die mensen met een mening. Iedereen heeft tegenwoordig overal verstand van; of het nou over Syrië gaat of over Jan Smit. In 2013 maakte ik al een eerste pilot, met Ton Kas en Henry van Loon. We zochten er alleen nog een vrouw bij die én kon acteren én schrijven. Dat werd Ilse. En ik hoop dat Sander van de Pavert de filmpjes gaat maken.’

Teun van de Keuken vertelde dat jij een aantal jaar geleden kleiner bent gaan wonen, omdat je niet wilde dat materiële zaken bepaalden welk werk je moest aannemen. 

‘Met De Vliegende Panters verdienden wij op te jonge leeftijd al best veel geld. Iets waar je nogal snel aan went. Dus ik kocht een heel pand, met een aflossingsvrije hypotheek. Maar toen we met de Panters stopten, werd ik filmregisseur en decimeerden mijn inkomsten. Vervolgens kregen Roos en ik kinderen. Op een gegeven moment moesten we zo ongeveer elke klus die zich aandiende aannemen om de veel te hoge maandlasten te kunnen betalen. Dat was nogal een overgang. Ik heb toen een paar jaar commercials geregisseerd, totdat ik dacht: we zouden ook gewoon kleiner kunnen gaan wonen.’

Jouw vrouw, zelf ook actrice, zei: ‘Ik zou niet snel nee zeggen tegen een commercial waarmee je een ton kunt verdienen. Diederik heeft dat al een aantal keer gedaan. Hij wil te allen tijde zijn artistieke vrijheid bewaren.’ 

‘Het is soms wel heel verleidelijk, zo’n godsgruwelijk riant aanbod waardoor je meteen je pensioen kunt veiligstellen – wat als freelancer een grote zorg blijft. Maar er is dan toch iets dat me tegenhoudt. Ik vind het lelijk om me aan zo’n merk te verbinden en als regisseur zou ik zelf ook niet snel iemand casten die te bekend is uit commercials. Omdat je niet wilt dat mensen die naar je film kijken daardoor afgeleid raken.’

Het Frank Lammers-effect: dat je meteen aan de gele tassen van supermarktketen Jumbo denkt als je hem ziet acteren. 

‘Zoiets ja. Al begrijp ik heel goed dat een ander het wél doet, hoor, ik heb er verder geen moreel oordeel over.’

De consequentie is dat jij nu niet alles kunt maken wat je zou willen maken? 

‘Ja. Ik zou heel graag weer een nieuwe film schrijven en regisseren. Het verhaal zit al helemaal in mijn hoofd. Maar ik moet daar een jaar voor vrij nemen, en dat kan ik me nu niet permitteren.’

Overwegen jullie nog weleens De Vliegende Panters nieuw leven in te blazen? Jullie stopten in 2008 ‘voor onbepaalde tijd’. 

‘Eigenlijk niet. We waren echt wel klaar, geloof ik. Door het hele land toeren was sowieso al mijn hobby niet. Ik heb een aantal vrienden die nog wel in het theater staan, en soms ga ik met ze mee. Omdat mensen me altijd vragen of het niet weer begint te kriebelen, ga ik dan voordat de voorstelling begint even in mijn eentje op het toneel staan, om na te gaan of dat zo is.’

En? 

Monter: ‘Nee.’

Diederik Ebbinge is een paar jaar ouder dan zijn klasgenoten als hij in 1991 aan de Amsterdamse kleinkunstacademie begint. Hij heeft, na een reeks mavo’s in ’t Gooi en de meao in Amersfoort, dan al vier jaar gewerkt bij het Nationaal Computer Centrum Woningcorporaties in Almere. Bijna dertig jaar later is hij bekend als zowel cabaretier (de Vliegende Panters), filmmaker (Gewoon HansMatterhorn) regisseur, scenarioschrijver en acteur (Alles is liefdeJeuk!B.A.B.S.De MaatschapDe Luizenmoeder). Bij een derde kop koffie: ‘Dat verbaast me zelf ook nog altijd.’

Carrière maken in zoveel verschillende disciplines, en dat voor iemand die dacht dat hij zoiets nooit zou kunnen.

 ‘Ja, gek eigenlijk, hè?’

Wat deed je precies bij dat computerbedrijf? 

‘Ik was pakketbegeleider. Ik hielp woningcorporaties als er iets misging met hun systeem. Maar ik was er helemaal niet goed in en bovendien vond ik het iets verschrikkelijks. Toch had ik me erbij neergelegd, vanuit het idee: dit zal het wel zijn, dit is dus het volwassen bestaan.’

Terwijl jouw ouders wel cultureel geïnteresseerd waren, toch? 

‘Zeker. Mijn vader werkte als bouwkundig ingenieur, maar was ook een verdienstelijk amateurdichter. Hij trad graag op. En mijn moeder, een keurige dame uit ’t Gooi, zong in het koor van het Concertgebouworkest, bij Bernard Haitink. Maar voor mezelf zag ik dat kennelijk niet.’

Het is zijn toenmalige vriendin die haar lamlendige vriend aanspoort na te denken over wat hij nou écht wil in het leven, en vervolgens de aanmeldingsformulieren voor de kleinkunstacademie onder zijn neus schuift. Niet veel later doet Ebbinge auditie: ‘Een Gooise kakker in een spencer en een ribbroek, die Herman van Veen zingt.’

En wordt aangenomen. ‘Zowel mijn ouders als ikzelf waren elke keer weer verbaasd als ik door mocht naar de volgende ronde. Ik weet zeker dat daar de kern ligt van mijn huidige gedrevenheid. Toen ik de kans kreeg om op die school te beginnen, heb ik die heel hard aangegrepen. Omdat ik wist waar ik anders zou eindigen – en dat nóóit meer.’

In het vierde jaar zijn Vrijdag, De Bekker en jij de enige drie leerlingen die geen stageplaats kunnen vinden. Hoe kwam dat zo? 

‘In mijn geval omdat ik geen zichtbaar groot talent had. Op het podium was ik eigenlijk niet om aan te zien, maar ik werkte wél hard. Op die school kon je aan de lopende band voorstellingen bedenken, en dat deed ik dan ook. Misschien zie ik mezelf daarom eerder als maker dan als acteur. Wat ik schreef en regisseerde, vonden mensen wél leuk. In die jaren werkte ik veel samen met Kees Prins, die een rotsvast vertrouwen in mij had. Net als de directeur van de school, Ruut Weissman.’

Omdat Ebbinge, Vrijdag en De Bekker alle drie zonder stage zitten, besluiten ze dan maar samen een voorstelling te maken. Ze doen als De Vliegende Panters mee aan het Amsterdams Kleinkunstfestival – en winnen. Amper twee jaar later spelen ze voor een uitverkocht Carré.

Tegen het eind van het gesprek, op de vraag of hij als 49-jarige nog gaat zweven van plotseling groot succes: ‘Neuh, maar pas veel later besefte ik dat wij dat toen in die Panter-tijd wél hebben gedaan. Ik monteerde mijn film Matterhorn in hetzelfde gebouw waar Will Koopman aan het werk was. Zij regisseerde toen al jaren Gooische Vrouwen, dat destijds een enorme hit was. Ik kende Will niet persoonlijk, maar toen we daar een keer samen lunchten, zei ik dat ik het eigenlijk zo raar vond dat zij mij nooit voor een rol in Gooische Vrouwen had gevraagd; ik was nota bene de enige echte kakker in het gehele Nederlandse acteursbestand! Waarop Will vertelde dat ze Rutger, Remko en mij een keer achter de schermen aan het werk had gezien en ons zulke irritante, schreeuwerige rotventjes vond. Ik kreeg meteen een rood hoofd. Omdat ik wist dat ze gelijk had. Van die veel te jonge mannetjes die zich al blasé gedragen en denken dat de hele wereld van hen is. Ik scháámde me toen echt.’

Geamuseerd: ‘Twee weken later werd ik gebeld of ik een rolletje in Gooische Vrouwen wilde spelen.’

Je leerde jouw vrouw Roosmarijn ook kennen in de begintijd van De Vliegende Panters. 

‘We maakten een voorstelling waarvan de onderliggende gedachte een zoektocht naar schoonheid was. Ik bedacht dat er aan het eind een danseres zou moeten opkomen, die kort en schitterend danste – en vervolgens weer vertrok. Met het idee dat schoonheid zich slechts in kleine porties aandient. Onze Panters-regisseur Ruut Weissman zei dat we Roosmarijn moesten vragen, die hij nog als leerling van de kleinkunstacademie kende. Het duurde niet heel lang tot zij en ik smoorverliefd waren. En we grappen nog steeds dat ik haar heb bedácht – als symbool voor de schoonheid.’

Ze vertelde dat jij haar een sjoelbak gaf toen jullie twee jaar samen waren, waarin gegraveerd stond: ‘Van papa voor mama, toen jullie er nog niet waren.’ 

‘We waren samen in Frankrijk op vakantie geweest in een gîte waar we heel fanatiek hebben gesjoeld.’

Zij was tien jaar jonger dan jij, pas begin 20, ze had ook kunnen denken... 

‘Doe ’ns rustig! Ja, dat had gekund. Maar ik wilde gewoon heel graag met haar zijn. Nog steeds, zestien jaar later; ik vind haar helemaal het einde. Roos is echt alles voor mij. Het is tot op de dag van vandaag fantastisch.’

Gerommel naast de eettafel. Konijn Henkie. Ebbinge: ‘Ik wilde dat beest niet, maar het is duidelijk dat ik er niets over te zeggen heb.’ Dan ineens: ‘Het is ook weleens moeilijk tussen ons geweest, hoor. Een jaar of vijf geleden kwam ik in een enorme burn-out terecht. Voor die tijd was ik een tijd vrij onmogelijk. Ik blowde heel veel – inmiddels zie ik dat dat voor mij de enige manier was om te ontspannen. Maar ik leefde daardoor dus chronisch onder een deken.’

Waarom kon je niet ontspannen? 

‘Dat dure huis zat me dwars, ik moest na De Panters een nieuwe carrière opbouwen, we hadden twee jonge kinderen en ik heb te lang gedaan alsof ik nog 26 was. Uiteindelijk knalde ik tegen een muur op; ik was volledig uitgeput. Daar kwam ik overigens pas achter toen ik aan Roos merkte dat ze het zat was, en dat ik mijn gezin zou kwijtraken als ik niet veranderde. Dus toen heb ik een grote omslag gemaakt. En sindsdien is het weer fantastisch tussen ons.’

Op welke manier ben je veranderd? 

‘Ik ben een burgerlijke huisvader geworden, die het liefst thuiszit en is gestopt met blowen en roken. Vroeger móést een avondje uit bij mij tot diep in de nacht doorgaan, om vervolgens zo stoned als een garnaal thuis te komen. Nu verbaast het me vooral dat ik toen niet zag hoe ik functioneerde, en hoe onhaalbaar dat was. Kennelijk moet je eerst hard onderuitgaan om daar achter te komen.’

Roosmarijn en jij leerden elkaar kennen door Ruut Weissman, die jullie later ook regisseerde in de Hazes-musical Hij gelooft in mij
‘Oh, God...’

Hij was directeur toen jij de kleinkunstacademie deed en regisseur van de Panters. 
‘Ik wist dat dit ging komen. Nog een reden om zo min mogelijk interviews te doen.’

Ik vind dat we het niet onbesproken kunnen laten. Hem zijn in de #MeToo-discussie meerdere gevallen van seksueel grensoverschrijdend gedrag met leerlingen verweten. 
Meteen: ‘Ik heb Ruut altijd met hand en tand verdedigd, omdat ik wist dat die verhalen niet deugden. Bovendien heb ik het secuur uitgezocht en veel is volledig uit z’n verband gerukt en totaal uit de context gehaald.’

Weissman heeft niks verkeerd gedaan, vind jij? 
‘Ik geloof best dat Ruut onhandige dingen heeft gezegd, maar ik vind dat wat hem is aangedaan veel verder gaat dan de zaken die hij eventueel anders had kunnen aanpakken. Gelukkig heeft hij ontzettend veel werk; dat geeft wel aan dat mensen in het vak hem ook nog steeds vertrouwen. Alleen houdt iedereen liever z’n mond, omdat je weet welke bloeddorst en agressie je te wachten staat als je je wél uitspreekt.’

Geschuif op de houten stoel. ‘Wil jij nog iets drinken? Ik krijg een droge bek van dit onderwerp.’

Op het dressoir naast het hok van Henkie staan foto’s, veel foto’s, van zijn ouders, die inmiddels allebei zijn overleden. In 2013 waren ze nog gezamenlijk bij de première van zijn eerste lange speelfilm Matterhorn op het Internationaal Filmfestival Rotterdam, waar het de publieksprijs won. Vanuit de keuken: ‘Na afloop zei mijn moeder: ‘Jij bént die film.’ Zo ervaar ik het zelf ook.’

Jouw vrouw en Ilse Warringa zeiden hetzelfde. Waar zit dat in? 
‘Misschien in het mededogen dat ik met iedereen probeer te hebben? Tenminste: wel in wat ik maak. In het dagelijks leven lukt me dat niet zo goed, dan ben ik vaak genoeg een rancuneuze eikel.’

Matterhorn is een tragikomedie over de zwaar gereformeerde en eenzame weduwnaar Fred (Ton Kas), die zijn leven volgens strikte regels leidt. Door een toevallige ontmoeting met een vreemdeling (René van ’t Hof) durft Fred uit z’n beklemmende omgeving los te breken en zelfs zijn zoon (Alex Klaasen) weer op te zoeken. De Telefilm werd aan 23 landen verkocht en won wereldwijd prijzen.

Wat vooral zo aanwezig is in de film is het ongemak in de manier waarop mensen met elkaar omgaan. Eigenlijk net als in De Luizenmoeder
‘Dat is inderdaad iets waar ik van houd, ja. Iedereen doet z’n best, maar niemand weet hoe het moet.’

De film begint met een quote van Bach.
 ‘Het is niet moeilijk, men hoeft slechts de juiste toetsen op het juiste moment te raken.’ ‘En dat is uiteraard zo ongeveer het moeilijkste wat er is! Het enige dat Fred hoeft te doen om zichzelf te bevrijden is over zijn eigen morele drempels stappen en zijn homoseksuele zoon weer opzoeken. Maar voor hem is er niets moeilijker dan dat. Voor Fred geldt hetzelfde als voor de karakters in De Luizenmoeder: eigenlijk zit je naar een stel verschrikkelijke mensen te kijken, maar je ziet ook dat ze op hun manier allemaal ontzettend hun best doen. Het is een gevoel dat mij vaak bekruipt: alsof-het-allemaal-zo-makkelijk-is. Dat geldt eigenlijk voor het hele leven. Hoe mensen elkaar momenteel de maat nemen; daar zit geen enkele zachtheid meer in, of de wil om de ander te begrijpen. Terwijl ik er eigenlijk altijd vanuit ga dat iedereen ook maar een beetje z’n best doet.’

De recensent van de Volkskrant was niet erg te spreken over Matterhorn
Laconiek: ‘Nee. Die van NRC ook niet.’

Doet je dat niks? 
‘Jawél! Dat kon ik totaal niet uitstaan! Ik was er echt door gekwetst. Móórdneigingen. Maar daarna ging die film gelukkig de hele wereld over en won overal prijzen.’

Na Matterhorn ging je in Toscaanse Bruiloft spelen, een commerciële film van Johan Nijenhuis. 
‘Dat doet hij expres’, zei Roosmarijn. ‘Omdat ik ineens zo werd omarmd door die inner circle van artistiek Nederland. Daar krijg ik het benauwd van. Dus dan heb ik er lol in om juist iets te gaan doen wat mensen niet kunnen plaatsen.’

Zoals je zou verwachten dat jullie nu al bezig zijn met seizoen drie van De Luizenmoeder
‘Maar ik voor mezelf heb besloten er na de tweede serie mee op te houden.’

Waarom? 
‘Omdat ik het succes niet wil uitmelken en graag stop op het hoogtepunt. Van legendarische series als Fawlty Towers en The Office zijn ook maar twee seizoenen gemaakt. Ik denk dat onze tweede geweldig gaat worden, maar ik ben er nu ook wel klaar mee. Ik ga straks een toneelstuk van gezelschap De Warme Winkelregisseren, daarna schrijf ik een solo voor Huub Stapel, vervolgens komt het satirische programma voor de NTR én ik heb nog een grote musical in mijn hoofd, die ik heel graag wil maken.’ Monter: ‘Om nog een keer drie maanden met een snor en een permanent rond te gaan lopen; daar heb ik gewoon geen zin meer in.’


Foto: Valentina Vos